Wasbeer in het kort

Wasberen hoef je niet te bestrijden

(foto's Ingo Bartussek)


De wasbeer komt van oorsprong voor in Noord- en Midden-Amerika. In Europa werd hij in 1934 voor het eerst uitgezet in de Duitse deelstaat Hessen, ' ter verrijking van de fauna'. Dat gebeurde overigens door de houtvester van Herman Göring. Het sloeg aan, en nu, tachtig jaar later, komt de wasbeer in een groot deel van Duitsland algemeen voor en wordt hij in feite beschouwd als een inheems dier. Kleinere populaties waren te vinden in Noordoost-Frankrijk en ten oosten van Berlijn, ontstaan uit losgelaten mascottes van het Amerikaanse leger. De 'coon' (afkorting van raccoon) was een geliefd dier uit het vaderland. Intussen zijn de verschillende Duitse en Franse populaties naar elkaar toe gegroeid, en komt de wasbeer algemeen voor in een groot deel van Duitsland, de hele Ardennen en een deel van Noord-Frankrijk. De wasbeer wordt de laatste jaren ook steeds meer in het zuidoosten van ons land gezien, al gaat het daarbij meestal nog om zwervende individuen. De wasbeer werd en wordt trouwens ook veel als huisdier gehouden, en is een notoire ‘ontsnapper’; bij sommige waarnemingen gaat het duidelijk om tamme dieren. In 2017 werd echter voor het eerst voortplanting in het wild geconstateerd: in Zuid-Limburg werd een vrouwtje met vier jongen gezien (Link). In de provincie Limburg neemt het aantal waarnemingen toe, en gaat men de wasbeer bestrijden. Onzalig idee!

Wat is de invloed van deze nieuwkomer op onze natuur?


In Duitsland zijn al verschillende grote onderzoeksprojecten aan de wasbeer geweest, zowel in natuurgebieden als in steden. Dat onderzoek werd voor een groot deel gefinancierd door jagers; de resultaten komen dan ook uit onverdachte hoek, zou je kunnen zeggen. We weten dus al heel wat van zijn leefwijze hier in Europa en over zijn invloed in de natuur. Bijna alle in het nieuws genoemde problemen blijken eenvoudig te weerleggen. Zo zijn nadelige effecten op weidevogels niet te verwachten: een wasbeer wordt al onrustig als hij vijftig meter van een boom vandaan is. Bij onraad vlucht een wasbeer, die van nature schuw en nachtactief is, namelijk de boom in. In goede weidevogelgebieden staan geen bomen. 'Het zijn rovers, die alles uitroeien'. In de praktijk blijkt dat ze hun eigen niche hebben gevonden en ook geen inheemse roofdieren of prooidieren verdringen of uitroeien. Een belangrijk deel van hun voedsel halen ze uit het water. Wie kent niet het karakteristieke 'handjes wassen' van de wasbeer, wat niets anders is dan tasten naar voedsel op en in de waterbodem. Een zoogdier met zo'n foerageermethode was er nog niet in Europa. Uiteraard eten ze ook eieren van op de grond en in bomen broedende vogels, maar dat brengt geen achteruitgang van vogelpopulaties met zich mee, voor zover we tot nu toe weten. Mochten ze hier of daar toch een gevaar blijken te vormen voor bepaalde zeldzame broedvogels, dan zou lokale bestrijding met ontheffing een mogelijkheid zijn. Overal wasberen bestrijden, zoals vanaf het begin in Duitsland is toegepast, helpt niet en heeft ook de opmars van het dier niet gestuit. En helpt trouwens ook niet tegen de spoelworm.

'Ze hebben geen natuurlijke vijanden, het wordt een plaag'. Dieren als vossen, dassen, otters en wasberen staan zelf aan de top van de voedselpiramide. Hun aantal wordt niet door grotere roofdieren als wolf en lynx in toom gehouden, maar door het voedselaanbod en door hun eigen gedrag: de natuurlijke vijand van de vos is de andere vos, bij wijze van spreken. In Duitsland is de wasbeer dan ook geen plaag geworden. In de natuur bereikt hij dichtheden van maximaal 10 (meestal 2 - 4) dieren per 100 ha, vergelijkbaar met die van de vos. Bij voorkeur leeft hij in loofbossen op vochtige grond, waar hij overdag meestal hoog in een takvork of in een ingerot gat ligt te slapen. Het liefst gebruikt hij oude eiken, waar hij vanwege de ruwe schors gemakkelijk in kan klimmen. Beukenbossen vermijdt hij om die reden: hoewel er veel voedsel is in de vorm van beukenootjes, zijn de bomen te glad om in te klimmen. Daarnaast heeft hij zich in sommige steden gevestigd, waar mensen last van ze kunnen hebben. Kassel is de meest bekende wasbeer-stad.  Net als de vos bereikt de wasbeer zijn hoogste dichtheden juist in steden en dorpen met hun overdadig voedselaanbod: composthopen, fruitbomen en ander door mensen al of niet expres verstrekt voer. Om de overlast te verminderen zijn preventieve maatregelen hier op zijn plaats: maak voedsel en verblijfplaatsen ontoegankelijk, en bescherm kippen en andere kleine huisdieren door ze in een goed gesloten (ook van boven!) hok of ren te houden. Daarbij is wel wat inventiviteit vereist, want wasberen zijn meesters in het inbreken en ontsnappen. Ook is het raadzaam om je huis ontoegankelijk te maken voor wasberen.

In het nieuws over de wasbeer komt steeds weer naar voren dat ze gevaarlijke ziektes kunnen overdragen op de mens. Het gevaar daarvoor wordt wel heel schromelijk overdreven. Wasberen hebben vaak een spoelworm (Baylisascaris procyonis) bij zich, die via hun uitwerpselen (in zandbakken bijvoorbeeld) ook in de mens terecht kan komen, wat in ernstige gevallen tot de dood kan leiden. Dat komt weliswaar voor, maar het risico is uitermate gering. In de Verenigde Staten, waar wasberen in veel steden heel gewoon zijn, waren tot 2018 slechts 23 gevallen bekend geworden; daarvan stierven zegge en schrijven zes patiënten. Op een bevolking van 325 miljoen mensen! Omgerekend naar Nederland, als overal in het land wasberen zouden voorkomen, zou dat over een periode van 100 jaar (!) 2,9 besmettingen kunnen opleveren en 0,75 doden. Er zijn veel ziektes die je gemakkelijker kunt krijgen van wilde dieren en huisdieren. En de jackpot win je ook veel gemakkelijker! Overige ziektes en parasieten dragen de wasberen niet bij zich, zie ook DWHC [https://www.dwhc.nl/onderzoek-wbh-wb/]

Laat het duidelijk zijn, niemand staat te wachten op de komst van de volgende 'exoot' in de natuur, maar we moeten wel oog hebben voor de realiteit. Daarom is het doen van onderzoek naar mogelijke gevaren van zulke exoten beter dan het roepen dat exoten een groot probleem vormen. De realiteit van de wasbeer is, dat zijn komst onvermijdelijk is. In Duitsland begon de bestrijding van wasberen al in 1954, maar dat heeft hun uitbreiding niet kunnen stopzetten.  We hoeven dus geen heil te zoeken in het geweer. We zullen gewoon aan wasberen moeten wennen, net zoals we aan zoveel andere exoten gewend zijn geraakt. Het beste wat we kunnen doen om nieuwe exoten te voorkomen, is het aanpakken van de bron: vang exoten weg bij een ontsnapping, en beperk de handel en het houden van potentieel schadelijke exotische huisdieren.