Wasbeer uitgebreid

Opinie-artikel over beheer wasbeer en wasbeerhond, NRC 30 oktober 2019

    Uitgebreide onderbouwing met bronnen in de tekst onder het opinie-artikel


Wasberen vangen is onzinnig


In Limburg worden wasberen weggevangen in een poging hun opmars te stoppen. ‘Het moet van Brussel’ is daarbij het devies, maar het druist in tegen het gezonde verstand en de kennis over wasberen. Het zal dan ook een zinloze actie blijken.


De wasbeer is een roofdiersoort uit de groep van kleine beren, die van nature in Noord- en Zuid-Amerika voorkomen. Hij is door de mens naar Europa gehaald en op verschillende plekken in de natuur losgelaten of per ongeluk ontsnapt. Inmiddels komt hij al in Duitsland, Wallonië en Noord-Frankrijk voor. Nu komt hij ook ons land binnen, vooral in Limburg. Het is een typisch voorbeeld van een ‘invasieve exoot’, een organisme uit een ander werelddeel dat zich hier vestigt en zich uitbreidt.

Voor zulke invasieve exoten is beleid ontwikkeld, zowel in Europa als in Nederland. In de EU-verordening 1143/2014 uit 2016 is een lijst opgenomen van exoten die door de lidstaten bestreden moeten worden, waaronder de wasbeer. Die verordening wordt in dit geval door de provincies ten onrechte opgevat als een bevel tot bestrijding en uitroeiing. Er wordt bijvoorbeeld voorbijgegaan aan het feit dat er geen ecologische noodzaak is voor grootschalige bestrijding. De wasbeer doet nauwelijks ‘schade’ aan onze natuur. Er zijn nog steeds geen studies die aantonen dat diersoorten achteruitgaan door de aanwezigheid van de wasbeer. Alleen op eilandjes (de wasbeer zwemt goed en graag) kan hij bijvoorbeeld vogelkolonies verjagen die daar veilig waren voor de vos. Ook het argument dat wasberen soms een voor de mens gevaarlijke parasitaire worm bij zich dragen is weinig valide: het besmettingsrisico is uitermate klein.

Bestrijding blijkt in de praktijk ook niet te werken: vijftig jaar bejaging in Duitsland heeft daar niet geleid tot afname van de wasbeerpopulatie en zelfs niet tot vertraging van zijn uitbreiding. Feitelijk wordt de wasbeer in Duitsland nu beschouwd als ingeburgerd jachtwild.

Als gevolg hiervan zal bestrijding in Limburg (en elders in Nederland) dweilen zijn met de kraan open: vanuit Duitsland en België zullen wasberen in toenemende mate ons land binnen blijven komen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), belast met de uitvoering van het exotenbeleid, schrijft dat zelf in een beleidsstuk: „Zodra instroom van wasberen plaatsvindt, is (continu inspanning en kosten vergende) eliminatie waarschijnlijk niet haalbaar. Op dat moment lijkt het zinvoller de aanpak toe te spitsen op het wasbeervrij houden van eilanden en natuurgebieden met grondbroeders en kwetsbare koloniebroeders”. De EU-richtlijn biedt voldoende ruimte voor zulk beleid.


De wasberen die in Limburg gevangen worden, zullen door de Stichting AAP worden opgevangen en gesteriliseerd, en dan worden aangeboden aan dierentuinen. Daarmee worden wilde dieren dus veroordeeld tot levenslange opsluiting. Een vreemde beslissing. Als de provincie de wasberen kwijt wil, wees dan flink en maak ze af, in plaats van hen tot een frustrerend bestaan te veroordelen.

Een merkwaardig aspect in deze kwestie is dat de bestrijding van de wasbeer gebeurt door de Zoogdiervereniging, in opdracht van provincie Limburg. Vroeger baseerde die vereniging, waar ik al vijftig jaar lid van ben, haar standpunten en handelen op wetenschappelijke kennis. Studie en bescherming van de zoogdieren waren toen de speerpunten. In dit geval lijkt geld verdienen belangrijker. Ik vraag me af of de leden dat weten en daar achter staan. Waarom heeft de vereniging de provincie op basis van kennis niet geadviseerd om de wasberen met rust te laten?

 

Ook in het geval van een andere exoot, de wasbeerhond (de kop van deze hondachtige lijkt op die van de wasbeer, vandaar de naam), die in het noordoosten ons land binnenkomt, dringt de Zoogdiervereniging er bij de provincies op aan om tot bestrijding over te gaan. En dat terwijl er over deze soort in opdracht van de NVWA twee gedegen risico-analyses en een voedselstudie zijn gemaakt die aantonen dat algemene bestrijding niet nodig en niet effectief is. Door het bestrijden van roofdieren worden de overlevingskansen van hun jongen namelijk veel groter, en dus zal de populatie gelijk blijven. Bovendien schaden wasbeer en wasbeerhond de natuur nauwelijks en zijn ze niet meer uit te roeien: we zullen met ze moeten leren leven, zoals we dat al doen met andere exoten, de halsbandparkiet en de nijlgans bijvoorbeeld. De wasbeer zou zelfs een bondgenoot kunnen worden bij de bestrijding van de Amerikaanse rivierkreeften, die wel veel ecologische problemen veroorzaken.


Bestrijding van exoten heeft alleen zin als ze zich nog maar net gevestigd hebben en nog kunnen worden uitgeroeid: wat dat betreft heeft de Zoogdiervereniging zes jaar geleden een goed resultaat geboekt met de uitroeiing van de Pallas’ eekhoorn bij Weert. Maar bij de wasbeer slaan Provincie Limburg en de Zoogdiervereniging de plank volkomen mis.

De wasbeerhond komt vooral voor in het noordoosten van Nederland (Overijssel en noordwaarts), en op de Veluwe. Ook dit dier werd tamelijk veel in gevangenschap gehouden en ontsnapte regelmatig. De populatie op de Veluwe is zeker ontstaan uit zulke ontsnapte exemplaren 4, 7. Tot nu toe is de wasbeerhond nog erg dun gezaaid in de streken waar hij voorkomt. Een intensieve inventarisatie in NO-Nederland, met voerplekken en cameravallen gedurende twee winters, leverde slechts op twee plekken een waarneming op 7. Het aantal waarnemingen sinds 2000 neemt maar zeer langzaam toe, met pieken en dalen. In 2016 werden 25 zekere of waarschijnlijk waarnemingen in NO-Nederland gedaan, in 2017 slechts 15. Opvallend is dat het areaal van de wasbeerhond zich nauwelijks heeft uitgebreid sinds 2010 7.


Beheer

De wasbeer wordt in Duitsland al bejaagd sinds 1954. Het schieten van heel veel wasberen (in het jachtseizoen 2017-18 al 172.549 exemplaren 26) heeft niet geleid tot een afname, en blijkbaar zelfs niet tot een vermindering van de snelheid waarmee hij zijn gebied uitbreidt. Ook langdurige intensieve bestrijding helpt niet; de kosten daarvan overschrijden al snel de ‘schade’ die de wasberen aanrichten 27. Om de toename van de wasbeer te stoppen, zou het afschot in Duitsland jaarlijks minstens 600.000 exemplaren moeten zijn (dus drie en een half maal zo hoog als nu), wat in de praktijk onhaalbaar wordt geacht 10.


In feite is bestrijding van roofdieren met de legale middelen die ons nu ten dienste staan, nooit succesvol. Vroeger (in Nederland tot 1970) werden door jagers en jachtopzieners op grote schaal klemmen en vergif (in eieren of aas) gebruikt om alle soorten roofdieren (en roofvogels) als concurrenten voor het jachtwild uit te schakelen. Dat was vaak behoorlijk effectief, en veel roofdiersoorten werden daardoor zeldzaam: vos, das, boom- en steenmarter, bunzing. Sinds we gif en klemmen hebben verboden en de middelen tot bestrijding beperkt zijn tot het geweer, kooien, kastvallen en uitgraven (vos), en de overige roofdiersoorten beschermd zijn, hebben al die soorten, inclusief de vos, hun areaal in ons land weer sterk uitgebreid of zijn daar nog mee bezig (boom- en steenmarter).


Intensieve bestrijding van roofdieren werkt lang niet altijd voldoende om grondbroedende vogels zodanig te beschermen dat ze voldoende jongen grootbrengen. Een goed voorbeeld is de grote trap in het oosten van Duitsland. Ondanks de lokale intensieve bestrijding van alle roofdieren in de broedgebieden van de grote trap, brengen alleen de trappen die binnen anti-roofdier-omheiningen broeden, voldoende jongen groot 28. Preventie werkt meestal beter tegen predatie dan bestrijding.


Ook de wasbeerhond wordt in Duitsland volop bestreden (jachtseizoen 2017-18 werden in totaal 31.245 exemplaren gedood 26), zonder dat zijn aantal afneemt of de uitbreiding naar ons land voorkomen wordt. De grote worpen vangen elk verlies aan volwassen dieren moeiteloos op. Net als voor de wasbeer, geldt ook voor de wasbeerhond dat algemene bestrijding of bejaging geen enkele zin heeft, ecologisch niet nodig is en in elk geval niet effectief is. Hooguit zouden beheerders van natuurgebieden met zeldzame moerasvogels in staat moeten worden gesteld deze nieuwe roofdiersoorten lokaal te bestrijden, zoals ze nu al vaak de vos ‘kort houden’, als preventieve maatregelen niet helpen. In de praktijk zou het best wel kunnen zijn dat we nauwelijks iets van de aanwezigheid van wasbeer en wasbeerhond merken in de natuur. Als we er voor kiezen de wasbeer en wasbeerhond in ons hele land te gaan bestrijden, dan doen we niet veel meer dan de jagers er twee soorten jachtwild bijgeven, zoals nu in feite het geval is met de vos, die wettelijk bestreden mag worden (ook in bosgebieden!) om weidevogels te beschermen. En, wat vindt u, nemen de aantallen vossen daardoor af?

Wasberen en wasbeerhonden: de feiten


Twee bekende ‘invasieve’ exoten onder de zoogdieren zijn de wasbeer (Procyon lotor) en de wasbeerhond Nyctereutes procyonoides). Onder andere aangewakkerd door de plaatsing van de wasbeerhond op de zogenaamde Unielijst (EU-verordening 1143/2014, augustus 2017) waar de wasbeer al opstond, gaan er bij de Nederlandse provincies steeds meer stemmen op om wasbeer en wasbeerhond te gaan bestrijden. Recent is ook de wasbeerhond op de Nederlandse lijst (“Aanwijzing van door de provincies te bestrijden invasieve uitheemse soorten”) gezet 1.


Als het goed is, berust natuurbeleid en -beheer op kennis. Wat weten we op dit moment over deze twee soorten exoten?


De wasbeer is een zogenaamde ‘kleine beer’ die van oorsprong leeft in Midden- en Noord-Amerika. Hij is in Europa gekomen door opzettelijk uitzetten in Midden-Duitsland in 1934, ontsnapping uit de Berlijnse dierentuin in 1945 en achterlating door Amerikaanse militairen in Noord-Frankrijk in 1966 2. Wasberen werden relatief veel als huisdier gehouden (recent verboden) en ontsnapten vaak 3. Op die manier zijn er ook veel in de natuur beland. De zich uitbreidende populaties in Duitsland en vooral die in de Ardennen hebben nu ook ons land bereikt. Wasberen komen met name in Limburg en Gelderland ons land binnen en hebben zich er al voortgeplant. De wasbeerhond is een echt ‘hondje’ dat oorspronkelijk in het uiterste oosten van Azië leeft. Tussen 1927 en 1957 is hij door de Russen gefokt en in grote aantallen uitgezet in de toenmalige Sovjetlanden. Daarvandaan heeft de wasbeerhondpopulatie zich gestaag uitgebreid. Ook de wasbeerhond werd wel als huisdier gehouden (recent verboden) en ontsnapte geregeld 2. Wilde wasbeerhonden komen sinds ongeveer 2000 ons land binnen in het noordoosten, van Groningen tot de Achterhoek, en hebben zich hier vanaf 2012 ook al incidenteel voortgeplant 4, 5, 6, 7.


Ecologie

De wasbeer en de wasbeerhond hebben beide een voorkeur voor natte en vochtige gebieden, maar kunnen in een grote verscheidenheid aan habitats voorkomen, ook droge. Vooral de wasbeer houdt niet van open landschap, hij heeft graag bomen in de buurt om in te kunnen vluchten. Beide soorten blijven het liefst in de dekking van dichte vegetatie, zwemmen graag, en graven niet of nauwelijks. De wasbeer klimt goed en graag, maar de wasbeerhond kan juist niet klimmen. De leefwijze van de wasbeer is uitgebreid beschreven door Hohmann & Bartussek 2. Daaruit komt het beeld naar voren van een slim, leergierig dier met heel gevoelige handjes, waarmee o.a. al tastend in ondiep water voedsel wordt gezocht. Ook gehoor en reukzin zijn goed ontwikkeld. De wasbeer is een uitgesproken alleseter, waarvan het voedsel sterk varieert, al naar gelang het seizoen. Per dag eten wasberen 200 tot 400 gram voedsel. Ongeveer een derde bestaat uit plantaardig materiaal, vooral zaden en vruchten. Een derde deel bestaat uit ongewervelden, vooral insecten en wormen. Het laatste derde deel wordt gevormd door gewervelden, vooral amfibieën en vissen. De invasieve Amerikaanse rivierkreeften zouden in de toekomst een belangrijke voedselbron voor wasberen kunnen gaan vormen 8. In de herfst vetten ze op, om de winter door te komen. Hun voorkeurshabitat is waterrijk loofbos, vooral eikenbossen en ooibossen. Ze slapen graag in boomholtes. Ze zijn weinig territoriaal, op plekken met veel voedsel (bijvoorbeeld de omgeving van de mens) kunnen veel wasberen samenleven. In de natuur leven echter slechts 2 tot 4 dieren per 100 ha (=1 km2) 9. Eenmaal per jaar worden 2 tot 4 jongen geboren, die pas in de herfst hun eigen gang gaan.

De kennis over de ecologie van de wasbeerhond is samengevat door Mulder 4. Net als de wasbeer is ook de wasbeerhond geen jager maar een opportunistische alleseter, die zich voedt met wat er in en op de grond en vlak erboven beschikbaar is: muizen, veel kikkers en padden, reptielen, insecten, vruchten, vis, slakken, tweekleppigen en aas. Vooral in de winter kunnen dode hoefdieren (of de door jagers achtergelaten ingewanden er van) een belangrijke voedselbron vormen. Wasbeerhonden vetten in de herfst op en brengen bij koude veel tijd door in lethargie, in een dassenburcht of ander hol. Ze leven in paren en zijn in het voorjaar territoriaal; in de rest van het jaar kunnen hun activiteitsgebieden onderling flink overlappen. In maart of april wordt een relatief grote worp geboren: gemiddeld 6-9 jongen. De jongen ontwikkelen zich snel, en worden op een leeftijd van zes weken al door de ouders meegenomen om gezamenlijk door het territorium te zwerven. De vroegste jongen verlaten al in juli (dus nog lang niet volgroeid) hun geboortegrond om op zoek te gaan naar een eigen leefgebied, en kunnen daarbij flinke afstanden afleggen: gemiddeld 15 km, met uitschieters tot 100 km. De populatiedichtheid in het voorjaar ligt in de meeste onderzochte gebieden rond de 1 wasbeerhond per km2.


Ecologische impact

Over de wasbeer heeft Salgado 8 recent een risicoanalyse gemaakt. Er wordt altijd gevreesd dat zo’n nieuw roofdier het voortbestaan bedreigt van zeldzame prooisoorten, maar de auteur heeft geen studies kunnen vinden waarin zo’n effect van de wasbeer wordt aangetoond. Ook blijken andere roofdieren niet te lijden van eventuele concurrentie met de wasbeer. Het enige gevaar zou kunnen zijn, dat kleine eilandpopulaties van soorten worden uitgeroeid, omdat dieren op eilanden nu eenmaal gewend zijn zonder roofdieren te leven. De wasbeer zwemt graag en goed, en kan eilanden veel gemakkelijker bereiken dan bijvoorbeeld vossen. Dus ook vogelbroedkolonies op eilanden zijn kwetsbaar voor hem. De auteur concludeert dat er tot nu toe geen bewijzen zijn voor een algemene negatieve invloed op ons ecosysteem. In het oosten van Duitsland lijkt de wasbeer momenteel wel een gevaar te vormen voor de weinige moerasschildpadden die daar nog leven 10. Ook komt het voor dat kleine poeltjes, gegraven om bijvoorbeeld geelbuikpadden te bevorderen, door wasberen ‘leeggegeten’ worden 10. Omdat wasberen niet graag in open gebied verblijven zonder bomen (om in te vluchten), vormen ze naar verwachting geen bedreiging voor onze dierbare weidevogels.


Voor de wasbeerhond zijn in Nederland intussen twee risico-analyses gemaakt in opdracht van de NVWA 4, 6, en is recent ook onderzoek uitgevoerd naar zijn voorkomen en voedsel 7. Uit deze studies blijkt, net als bij de wasbeer, dat de soort geen bedreiging vormt voor inheemse fauna en niet concurreert met andere roofdieren. Hooguit zouden grondbroeders in moerassen (zoals roerdompen, ganzen en eenden, kolonies van lepelaars, zilverreigers en purperreigers) in de toekomst een hogere predatie kunnen ondervinden dan nu door alleen de vos en de bunzing, omdat wasbeerhonden meer plekken kunnen bereiken omdat ze vaker en makkelijker zwemmen. Het hoofdvoedsel van de wasbeerhond bestaat echter uit kikkers en padden, die door predatie niet zo gauw bedreigd zullen worden in hun voortbestaan.

Overlast

De wasbeer kan in de omgeving van de mens wel overlast veroorzaken, de wasbeerhond niet. Wasberen worden allereerst aangetrokken door veel en makkelijk bereikbaar voedsel, zoals dat vaak in de omgeving van de mens te vinden is. Denk aan composthopen met onze voedselresten en de daardoor aangetrokken slakken, aan wintervoer voor vogels, aan valfruit, aan brood voor de eenden en aan huisdieren zoals kippen. Kleine huisdieren die zodanig gehuisvest zijn dat vossen er niet bij kunnen, zijn soms wel bereikbaar voor wasberen omdat die goed kunnen klimmen, en ook hekjes open kunnen maken met hun vaardige handjes. Het grootste probleem is waarschijnlijk wel dat wasberen graag in allerlei holtes gaan zitten, in schoorstenen, op zolders, en daar schade aanrichten en lawaai en stank veroorzaken. Overlast kun je voorkomen door dergelijke ruimtes ontoegankelijk te maken, het voedselaanbod te verminderen en vuilnisbakken (kliko’s) wasbeer-veilig te maken met een slot. Preventie werkt altijd beter dan een lastige wasbeer verwijderen; die wordt al snel opgevolgd door een ander, die net zo lastig is.

Wasbeerhonden graven niet, klimmen niet en mijden de omgeving van de mens. Directe overlast is daarom niet te verwachten.


Volksgezondheid

Wasberen kunnen een spoelworm (Baylisascaris procyonis) bij zich dragen, die via uitwerpselen (in zandbakken bijvoorbeeld) ook mensen kan infecteren, wat in ernstige gevallen tot de dood kan leiden. Gelukkig is het besmettingsgevaar miniem. In de Verenigde Staten zijn van 1973 tot 2018 slechts 23 infectiegevallen bekend geworden, waarvan 6 mensen overleden 11. Op een bevolking van meer dan 300 miljoen. Omgerekend naar Nederland, als overal in het land wasberen zouden voorkomen, zou dat over een periode van 100 jaar (!) 2,9 besmettingen kunnen opleveren en 0,75 doden. De spoelworm is aangetroffen in 1 van 5 onderzochte Nederlandse wasberen; eerder was de lintworm al vastgesteld door het DWHC bij 2 wasberen 12.


Wasbeerhonden kunnen dragers zijn van de spoelworm Trichinella spiralis en van de vossenlintworm Echinococcus multilocularis. Trichinella kan de mens besmetten via niet goed doorbakken vlees van wilde zwijnen en ook van buiten gehouden varkens. In wilde zwijnen en vossen vertoont Trichinella een dalende trend, en is nu erg zeldzaam 13. Bij de mens veroorzaakt een besmetting trichinose, wat in heel ernstige gevallen tot de dood kan leiden 14. Trichinella is tot nu toe gevonden in 1 van 21 onderzochte wasbeerhonden 12.


De vossenlintworm komt alleen voor in Groningen, in 1 tot 9 %, en in Limburg, in 13 % van de onderzochte vossen 15. Ook wasbeerhonden kunnen drager zijn van deze kleine (tot 4 mm grote) darmparasiet. Via uitwerpselen komen de eitjes in de vegetatie terecht, en vervolgens in muizen, die weer door vossen en wasbeerhonden gegeten worden. Als mensen besmet raken, waarschijnlijk vooral via hun eigen honden die tijdens het uitlaten muizen eten, of in vossenuitwerpselen gaan liggen rollen 16, tast de parasiet na een lange incubatietijd (5-15 jaar) o.a. de lever aan. Vroeger leidde dat vaak tot de dood, nu zijn er medicijnen die de aantasting van de lever binnen de perken houden. Eventueel kan een levertransplantatie plaatsvinden. In Nederland zijn tot nu toe 3 patiënten bekend, waarvan 1 de besmetting waarschijnlijk in het buitenland heeft opgedaan 17. Heel belangrijk is dat (huis-)artsen zich bewust zijn van de mogelijkheid dat patiënten met leverklachten een aandoening van de vossenlintworm kunnen hebben en dat daardoor snel de juiste diagnose wordt gesteld.


Bestrijden van vossen helpt niet tegen de vossenlintworm. Recent is uit onderzoek gebleken dat bejaging van vossen juist leidt tot een hogere besmetting met de lintworm in de vossenpopulatie 18. Dat komt waarschijnlijk doordat besmette jonge vossen veel meer lintwormen hebben dan oude 15, mogelijk door opgebouwde weerstand bij die laatste. Als vossen bejaagd worden, hebben hun jongen meer kans om te overleven in de uitgedunde populatie en gaat de gemiddelde leeftijd in de populatie omlaag 19. Bij wasbeerhonden werd in 1 van de 21 onderzochte gevallen de vossenlintworm aangetroffen 12.


Besmetting met vossenlintworm kan worden voorkomen door honden die veel buiten zijn in de streken waar de parasiet voorkomt, elke vier weken te ontwormen met een middel waar praziquantel in zit. Het veelgehoorde advies om geen bosvruchten te eten in die streken, is onzin. Vossen poepen in open terrein, en besmetten dan vooral gras. Op bosbessen en bramen komt nooit vossenpoep terecht. Paddenstoelen in open grasland en langs paden kunnen eventueel wel besmet zijn, maar die in bos niet.


Voorkomen in Nederland

De wasbeer wordt al decennialang her en der in Nederland sporadisch aangetroffen 20. Dat waren tot voor kort ongetwijfeld vooral dieren die uit gevangenschap ontsnapt waren. Wasberen zijn zulke ‘leuke diertjes’ dat veel mensen ze in huis of buiten in een hok hielden. Dat is nu gelukkig verboden. Wasberen zijn notoire ontsnappers, omdat ze goed kunnen klimmen en zulke vaardige handjes hebben. De laatste jaren komen echter wilde wasberen vanuit Duitsland en België (Wallonië) ons land binnen, vooral in de provincies Limburg en Gelderland. Het aantal waarnemingen in de provincie Limburg nam toe van 1 in 2014 tot 28 in 2018 21. Parallel daarmee nam het aantal wasberen in het aangrenzende Nordrhein-Westfalen sterk toe; in 2016-17 werden daar 12.803 wasberen gedood, in 2017-18 in totaal 17.201 (in Duitsland worden trends in aantallen dieren meestal gemeten aan de cijfers van de jachtstatistiek); dat is een toename van 34% in één jaar 22. Naar verwachting neemt een populatie wasberen, na vestiging, jaarlijks toe met 12 tot 20 % 23.


De kaartjes geven de waarnemingen weer van wasberen in België en Nederland sinds 2010 24, en sinds het begin van de waarnemingen in Duitsland 25. Het is duidelijk dat de provincie Limburg geheel omringd is door wasbeerpopulaties.

Bronnen


(1) https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-53677.html

(2) Hohmann, U. & I. Bartussek, 2001. Der Waschbär. Reutlingen.

(3) Hazekamp, A., 2013. Bestrijden wasberen dweilen met de kraan open? Zoogdier 24(1): 22-24.

(4) Mulder, J.L., 2011. The raccoon dog in the Netherlands -  a risk assessment. Rapport Bureau Mulder-natuurlijk, De Bilt. In opdracht van NVWA.

(5) Mulder, J.L., 2013. De wasbeerhond heeft vaste voet in Nederland. Zoogdier 24(4): 1-3.

(6) Meijer, K. & E. Klop, 2014. Risicoanalyse van de Wasbeerhond in Nederland. A&W-rapport 1984, Veenwouden.

(7) Mulder, J.L., M. Krijn & J.B. Latour, 2018 [nog ongepubliceerd]. Ecologisch onderzoek & surveillance Wasbeerhond. A&W-rapport 2389. In opdracht van NVWA.

(8) Saldago, I., 2018. Is the raccoon (Procyon lotor) out of control in Europe? Biodiversity and  Conservation 27: 2243–2256

(9) Michler F.-U. & B.A. Michler, 2012: Ökologische, ökonomische und epidemiologische Bedeutung des Waschbären (Procyon lotor) in Deutschland – eine aktuelle Übersicht. Beiträge zur Jagd- und Wildforschung 37: 389 – 397.

(10) Nehring, S., 2018. Warum der gebietsfremde Waschbär naturschutzfachlich eine invasive Art ist – trotz oder gerade wegen aktueller Forschungsergebnisse. Natur und Landschaft 93 (9/10): 453-461.

(11) https://www.cdc.gov/parasites/baylisascaris/epi.html

(12) Maas, M., M. Montizaan & J. van der Giessen, 2019. Ziekteverwekkers bij wasbeerhond en wasbeer. Zoogdier 30 (1): 26-28.

(13) Franssen, F.F.J., 2016. Trichinella in wildlife and pork production: evaluation of risk-based monitoring. Proefschrift Universiteit Utrecht, 248 pp.

(14) https://nl.wikipedia.org/wiki/Trichinose

(15) Giessen, J.W.B. van der, et al., 2004. The prevalence of Echinococcus multilocularis in foxes in Limburg 2002-2003.

(16) Hegglin, D. & P. Deplazes, 2013. Control of Echinococcus multilocularis: Strategies, feasibility and cost–benefit analyses. International Journal for Parasitology 43: 327-337.

(17) https://lci.rivm.nl/richtlijnen/echinokokkose

(18) Ruyts, S., 2019. Tijd om de vossenjacht af te schaffen. Zoogdier 30(2): 20-21.

(19) Mulder, J.L., 2005. Vossenonderzoek in de duinstreek van 1979 tot 2000. VZZ rapport 2005.72 Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.

(20) Akkermans, R.W. & J.L. Mulder, 2016. Wasbeer – Procyon lotor. In: Broekhuizen et al (red), Atlas van de Nederlandse Zoogdieren – Natuur van Nederland 12. Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden, Leiden. Pag. 267-269.

(21) Delbroek, R. & R. Janssen, 2018. Wasbeer in de grensregio - Monitoring in het oostelijk deel van Nederlands Limburg - situatie tot begin oktober 2018. Bionet Natuuronderzoek, 2018/03. 16pg.

(22) https://www.ljv-nrw.de/inhalt/ljv/presse/zahlen-fakten/5_108.html

(23) Grift, E.A. van der, D.R. Lammertsma, H.A.H. Jansman & R.M.A. Wegman, 2016. Onderzoek naar het voorkomen van de wasbeer in Nederland. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 2764. 44 blz.

(24) www.waarnemingen.be en www.waarneming.nl

(25) https://www.bfn.de/fileadmin/BfN/service/Dokumente/skripten/Skript471.pdf

(26) https://www.jagdverband.de/node/3304

(27) https://de.wikipedia.org/wiki/Waschb%C3%A4r

(28) https://neobiota.bfn.de/fileadmin/NEOBIOTA/documents/PDF/EU-VO-Art-19_MMB-Procyon-lotor_Version-2018-02.pdf